Solidariteit
Als ik in de zevende week van de coronacrisis een straatje van onze provinciestad inrijd met de fiets zie ik daar een nieuwe horecagelegenheid. Naast deze nieuwe aanwinst is een tweedehands handel, ertegenover een winkel voor de grote en zeer kleine maten. Het is zo’n straatje dat net niet bij het echte winkelcentrum hoort, waar de huurprijzen nog hoger zijn dan hier.
De formule van de horecagelegenheid is van begin tot eind op cacao geënt. De hipheid zit hem hier niet in organic of fair trade maar in tal van vernieuwende chocoladeconcepten en in de hoge prijzen. Ik ken deze formule van Amsterdam CS en heb daar ervaren dat de koffie prima is. De bonbon die je erbij krijgt ook. Ik zet mijn fiets op de standaard nadat ik besloten heb om een cappuccino to go te gaan kopen.
In het etablissement, dat met een geïmproviseerde coronabalie voorin de rechthoekige ruimte nu meer wegheeft van een winkel, bevindt zich nog een klant. Ik blijf op gepaste afstand achter haar. Het is een vrouw met lang zwart haar, luchtig gekleed in een jurk van gebroken wit tot kniehoogte. Aan haar stem te horen is ze van middelbare leeftijd. Een plaat plexiglas scheidt haar van de serveerster/winkelierster. Ook zij is van middelbare leeftijd en heeft een haardos in dezelfde kleur en lengte als de klant.
Zijn de vrouwen bekenden van elkaar? Ze hebben het over schilderwerk waar momenteel, tijdens de lock-down, eindelijk tijd voor is. Uit de geest van het gesprek spreekt wederzijdse herkenning. Maar zie ik de klant nu opeens snikken? Zij wisselen een paar voor mij onverstaanbare woorden. Ik zie twee paar handen onder de plexiglas plaat naar elkaar toe bewegen. De winkelierster houdt de handen van de klant stevig en bemoedigend vast en kijkt haar medelevend aan.
Deze verlaat de winkel, ik ben aan de beurt. Ik doe alsof ik niets heb gemerkt van het emotionele gebeuren. Aan het gezicht van de serveerster/ winkelierster, zie ik dat ze nog aangedaan is. Ze moet zich even herschikken en dan vraagt ze wat ik wil hebben. Als ze me met haar bruine ogen aankijkt raak ik een beetje van mijn à propos maar dat probeer ik te verbergen. Ze ziet aan mij dat ik het gebeurde van daarnet bewust heb meegemaakt. We zeggen er niets over. Ik bestel een cappuccino en ze vraagt of ik er een bonbon bij wil. Nadat ik ja heb gezegd legt ze hem op de plastic tuitdeksel van de kartonnen beker.
’Snel opeten hoor want hij gaat smelten’.
En inderdaad, de stoom van de koffie verhit het dekseltje en het chocoladebrokje wordt aan de onderkant al vloeibaar. Ik stop de bonbon in mijn mond en zie dat er gesmolten chocolade achterblijft op de deksel. Ik onderdruk de impuls om het af te likken. Daar geneer ik me voor in het zicht van deze vrouw van vlees en bloed, met zoveel warmte in haar donkerbruine ogen.