Rembrandt en Simeon
We lezen bij Lukas dat Simeon zich in de tempel van Jeruzalem bevond toen Jozef en Maria daar met het kind Jezus kwamen om het naar Joods gebruik op te dragen aan God, de zogenoemde opdracht. Simeon ‘had door de heilige Geest de openbaring ontvangen dat hij de dood niet zien zou, voordat hij de Christus, de gezalfde des Heren, aanschouwd had.’
De oude Simeon herkende de pasgeborene als de Messias, nam hem in zijn armen en hief een lofzang aan. De lofzang van Simeon is een onderwerp dat Rembrandt maarliefst 14 keer behandelde, het enige dat we in alle vijf van zijn perioden terugvinden. Het is ‘Het Bijbelverhaal dat hem van het begin van zijn leven tot aan het allerlaatste eind heeft geboeid en gegrepen.’i
Op bovenstaand paneel uit 1631 in het Mauritshuis zien we Simeon met het kindje in zijn armen. Zijn blik is omhoog gericht: zijn lof geldt de Allerhoogste, Hij die de Messias aan de mensheid schenkt. Maria kijkt naar de van vreugde vervulde grijsaard. Jozef heeft twee tortelduiven, zoals Lucas beschrijft: ‘Zij wilden ook offergaven brengen die in de Wet voorgeschreven zijn: een paar tortelduiven of twee jonge duiven.’ (Luk. 2:24.)
De rijke inhoud van de voorstelling blijft bij een vluchtige beschouwing verborgen. Dat is jammer, want de tempel van Jeruzalem was voor Rembrandt (en zijn tijdgenoten) een metafoor met een schatkamer vol aan betekenissen. Hij stond onder andere voor de door Christus gereinigde, mystieke Tempel, de gemeenschap van alle christenen.ii We kunnen de volle rijkdom pas zien als onze ogen gewend zijn geraakt aan de duisternis van de passage rechts in het midden. Bovenaan de trap rechts, bijna volledig verduisterd, kunnen we na enige inspanning een priester ontwaren die een man en een vrouw ontvangt. Het paar knielt voor hem. De priester wordt geflankeerd door twee tempelwachters, de ene heeft een lange staf met drie kaarsen erop.
Deze scène heeft Rembrandt niet voor niets hoger in het beeld geplaatst. Vaak verwijst zo’n hogere situering naar hiërarchie en dat is hier naar alle waarschijnlijkheid ook het geval. De priester laat zich welgevallen dat niet God maar hij door de gelovigen wordt vereerd. Die vorm van afgoderij zagen Rembrandt en zijn tijdgenoten terug in de wijze waarop de kerkelijke autoriteiten gezag naar zich toe trokken. Deze handelwijze was in strijd met de idealen van mennonieten en andere ‘nadere reformanten’. In Rembrandts netwerk bevonden zich veel mennonieten.
De scène met de priester staat in contrast met het centrale tafereel, waarbij de eveneens knielende Maria juist nederigheid uitdrukt in plaats van onderworpenheid. De verering geldt de Messias. Hij brengt de verlossing van hiërarchische verhoudingen, als hogepriester van alle mensen.
De workshop Rembrandt en Simeon vormt een vast onderdeel van het programma van De Kunst van het kijken, zie de agenda.
i Gary Schwartz, De grote Rembrandt, p.362
ii ‘Rembrandt viewed the Temple as a physical, spiritual and even mystical entity, foreshadowing the ideal church of God.’ Rembr. Faith , p. 210